Femicide in Frankrijk: hoe de moord op Julie Douib een scharniermoment werd
Kees Verkerk 8 september 2025 0 Reacties

De zaak-Julie Douib: van waarschuwingen naar een fatale uitkomst

Eén cijfer zegt alles: in Frankrijk wordt gemiddeld om de drie dagen een vrouw gedood door een (ex-)partner. In maart 2019 werd de 34-jarige Julie Douib op Corsica van dichtbij doodgeschoten door haar voormalige partner, Bruno Garcia-Cruciani. Ze liet twee jonge zoons achter. Dagen vóór haar dood hoorde ze dat een zaak die ze had aangespannen wegens bedreiging, stalking en mishandeling was gesloten. De bescherming die ze nodig had, kwam niet.

De moord gebeurde in L’Île-Rousse, een kleine kustplaats in Haute-Corse waar iedereen elkaar lijkt te kennen. Juist daarom schokte het zo hard: het was geen onzichtbaar drama achter gesloten deuren, maar een misdaad met een voorgeschiedenis, geregistreerd bij instanties die hadden moeten ingrijpen. Voor veel Fransen werd Douib het gezicht van een geweldscyclus die te vaak onbestraft lijkt te blijven tot het te laat is.

In de maanden na de moord ontstond een golf van woede en rouw. Op Corsica, maar ook in Parijs, Lyon, Marseille en Lille trokken mensen de straat op. Feministische collectieven droegen de namen van gedode vrouwen op kartonnen borden. Niet alleen om te rouwen, maar ook om iets te forceren: betere risicotaxaties, snelle bescherming, en de erkenning dat partnergeweld geen privéprobleem is maar een maatschappelijk falen.

De rechtszaak volgde in 2021 in Bastia. Garcia-Cruciani hield vol dat het om een ongeluk ging. De jury geloofde dat niet. De moord werd als met voorbedachten rade beoordeeld. De 44-jarige dader kreeg levenslang met een veiligheidsperiode van 22 jaar. Hij verloor zijn ouderlijk gezag over de twee zoons en kreeg een langdurig wapenverbod opgelegd. Symboliek deed er ineens toe: het vonnis moest laten zien dat het systeem niet wegkijkt als de dader al te lang te dichtbij staat.

Wat Douib’s zaak zo pijnlijk duidelijk maakte, was de opeenstapeling van signalen. Meerdere meldingen, bewijs van dreiging, een patroon van controle en intimidatie — en toch stokte het. Zulke patronen zijn bekend: juist in de periode na een breuk is het risico op dodelijk geweld het hoogst; eerdere bedreigingen, wapenbezit en escalatie zijn rode vlaggen. In dit dossier zaten die vlaggen erin. De ketenbeveiliging brak precies waar die had moeten houden.

2019, het jaar waarin Douib werd vermoord, was uitzonderlijk dodelijk. Volgens officiële cijfers kwamen 146 vrouwen om door geweld van een partner of ex. Sommige organisaties telden nog enkele zaken extra en kwamen uit op 149. Achter elk getal schuilen gezinnen die abrupt ontwricht raakten. Grootouders, ooms en tantes namen plots de zorg voor kinderen op zich, vaak zonder voorbereiding, met rouw, trauma en financiële zorgen erbovenop. De nasleep duurt jaren.

Wie denkt dat femicide vooral jonge vrouwen treft, mist een belangrijk deel van het beeld. Vrouwen van 65 jaar en ouder vormen ruwweg een kwart van de slachtoffers. Hun verhalen halen zelden het nieuws. Ze vragen minder snel hulp, leven vaker geïsoleerd en afhankelijk, en lopen juist daardoor groot gevaar. De zaak-Douib bracht het debat op gang, maar de blinde vlek bij oudere slachtoffers is gebleven.

Opvallend is ook hoe het woordgebruik veranderde. De term ‘femicide’ staat niet in het Franse wetboek van strafrecht, maar is sinds 2019 niet meer weg te denken uit media en politiek. Kranten gebruiken het, volksvertegenwoordigers spreken het uit in het parlement. Juridisch blijft het een discussie: sommigen willen een specifieke strafbaarstelling, anderen vinden dat bestaande delicten met verzwarende omstandigheden volstaan. Taal, zo blijkt, bepaalt mede wat we willen veranderen.

Wat veranderde er – en wat niet

Wat veranderde er – en wat niet

Na Douib’s moord en een reeks andere dodelijke zaken kondigde de regering in september 2019 een landelijk overleg aan tegen partnergeweld, bekend als de ‘Grenelle’. Ambtenaren, politie, rechters, artsen en hulpverleners zaten wekenlang met slachtofferorganisaties aan tafel. Het leverde 46 maatregelen op, die stap voor stap zijn ingevoerd. Niet alles werkte even snel, maar de koers verschoof wel richting preventie, snelle bescherming en betere opvolging van klachten.

Concreet is sinds 2021 de noodlijn 3919 dag en nacht bereikbaar. Tijdens de lockdowns in de pandemie bleken zulke lijnen letterlijk levensaders: de meldingen schoten omhoog, en de overheid moest versnellen met extra capaciteit. Ook werden ‘téléphones grave danger’ — speciale noodtelefoons waarmee slachtoffers met één druk op de knop prioriteitshulp vragen — fors opgeschaald. Waar ze eerst beperkt beschikbaar waren, zijn er nu duizenden in omloop, zodat rechters en officieren van justitie sneller zo’n toestel kunnen toekennen bij acuut risico.

Een andere zichtbare vernieuwing is de elektronische anti-naderingsarmband. Dat systeem, landelijk uitgerold vanaf eind 2020, waarschuwt politie en slachtoffer als een veroordeelde of verdachte verboden zones nadert. Het vraagt afstemming tussen rechtbank, parket, politie en technici — geen eenvoudige puzzel — maar het voorkomt in de praktijk contactmomenten die anders kunnen escaleren. In de eerste jaren zijn er al ruim duizend armbanden opgelegd. Niet elke zaak leent zich hiervoor, maar waar het kan, werkt het preventief.

Verder kwamen er strengere regels voor wapens bij huiselijk geweld. Politie en gendarmerie mogen sneller vuurwapens in beslag nemen als er risico is. In dossiers zoals dat van Douib kan precies dát het verschil maken. Ook loketten voor slachtofferhulp kregen meer middelen, en er kwamen extra opvangplekken voor vrouwen en kinderen die acuut moeten onderduiken. Sommige rechtbanken werken met vaste ‘VIF’-routes (violences intra-familiales), zodat zaken niet blijven liggen en dossiers volledig worden opgebouwd.

Training werd een speerpunt. Agenten leren nu systematisch werken met risicotaxaties die letten op eerdere dreigingen, separatie, wapenbezit, jaloezie, middelengebruik en eerdere politie-interventies. In de gezondheidszorg worden spoedeisende hulpen en huisartsen getraind om letsel te herkennen en discreet te verwijzen. Scholen koppelen burgerschapslessen aan weerbaarheid en consent. Dat klinkt klein, maar het doorbreekt de stilte rondom controle, dwang en geweld.

Heeft het effect? De trend wijst voorzichtig naar beneden. Volgens de overheid kwamen in 2023 94 vrouwen om door geweld van partner of ex, vergeleken met 118 in 2022. Dat is een daling die ertoe doet, al blijft elk cijfer een mens. Het verschil is niet alleen repressie, maar ook snelheid: sneller contactverbod, sneller opvang, sneller vervolgen, en betere monitoring van daders die al eerder in beeld zijn geweest.

Toch is het beeld niet eenduidig rooskleurig. Het aantal meldingen van partnergeweld stijgt de laatste jaren, mede doordat slachtoffers eerder aan de bel trekken en professionals beter registreren. Dat is op zichzelf goed nieuws, maar het zet ook druk op politie, hulplijnen, jeugdzorg en rechtbanken. Als de capaciteit achterblijft, stokt de keten alsnog. En vooral buiten de grote steden blijken afstand, schaamte en gebrek aan vervoer heel concrete drempels.

Een ander knelpunt is juridische erkenning. ‘Femicide’ bestaat in taal, maar niet als aparte delictsomschrijving. Voorstanders van opname in het wetboek benadrukken de symboliek: het benoemt een specifiek misdrijf geworteld in gendergerelateerd geweld. Tegenstanders vrezen juist juridisch waterbedeffect: nieuwe labels, dezelfde bewijslast. Wat wél terrein wint, zijn zwaardere straffen bij geweld in de relationele sfeer en snellere procedures voor beschermingsbevelen.

Dan is er de groep die bij elk debat doorschuift: vrouwen op leeftijd. Als ruwweg een kwart van de dodelijke slachtoffers 65-plus is, vraagt dat om andere interventies. Denk aan huisbezoeken door wijkagent en huisarts, financieel advies bij afhankelijkheid, en laagdrempelige melding zonder digitale drempels. In landelijke gebieden, van Corsica tot de Alpen, hangen veiligheid en bereikbaarheid letterlijk aan de beschikbaarheid van één buurvrouw of buslijn.

De bestendigheid van maatregelen blijkt vooral in de praktijk. Een anti-naderingsarmband helpt alleen als politie direct optreedt bij een alarm. Een noodtelefoon werkt als er binnen minuten iemand voor de deur staat. Een beschermingsbevel is effectief als de dader weet dat overtreding consequenties heeft, vandaag nog. Dat soort ‘last mile’-uitvoering — de stap van papier naar praktijk — bepaalt of beleid levens redt.

Corsica zelf werd door de zaak-Douib wakker geschud. Lokale politie-eenheden voeren sindsdien vaker huisbezoeken uit bij herhaalde meldingen. Er kwamen extra opvangbedden op het eiland en nauwere lijnen met parketten in Bastia en Ajaccio. Kleine stappen, maar op een eiland tellen kleine stappen dubbel: afstanden zijn kort, netwerken hecht, en een goed getrainde agent of maatschappelijk werker maakt het verschil tussen isolement en hulp.

Het woord ‘systeemfout’ valt vaak, en dat is terecht, maar achter elk systeem staan mensen die kiezen. Buren die bellen als ze geschreeuw horen. Collega’s die vragen hoe het thuis gaat. Artsen die net die ene vraag durven stellen. Rechters die de risico’s zwaar laten wegen. En ja, politici die geld en prioriteit vrijmaken. In het dossier-Julie Douib ontbrak die keten van keuzes op te veel momenten. Dat is de harde les die Frankrijk, mede door haar dood, wel móést leren.

Er blijft veel werk. Kinderen die hun moeder verliezen door partnergeweld zijn niet alleen nabestaanden, maar ook slachtoffers. Ze kampen met slaapstoornissen, schooluitval, schuldgevoel. Voor hen is langdurige psychologische steun geen luxe, maar basiszorg. Financiële hulp aan verzorgende familieleden, vlotte toegang tot huisvesting en onderwijsbegeleiding — het zijn de stille randvoorwaarden die voorkomen dat één misdaad een heel leven onderuit haalt.

De zaak-Douib werd een symbool, en symbolen hebben kracht. Ze dwingen ons om scherp te blijven op wat werkt en wat alleen op papier goed oogt. Sinds 2019 verschoof de Franse aanpak merkbaar: meer snelheid, meer technologie, meer specialisatie. Het aantal dodelijke zaken daalt, maar pas als de meest kwetsbare groepen — ouderen, vrouwen zonder papieren, vrouwen op het platteland — net zo goed worden bereikt als de zichtbaren in de stad, komt het moment dichterbij waarop femicide Frankrijk niet langer een sombere statistiek is, maar een term uit het verleden.